Naast het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) stelt ook de wet Financiering Decentrale Overheden (wet FIDO) een financieringsparagraaf verplicht. De financieringsparagraaf in de begroting en rekening is in samenhang met het financieringsstatuut, dat in artikel 212 van de Gemeentewet is voorgeschreven, een belangrijk instrument voor het sturen, beheersen en controleren van de financieringsfunctie. De verhouding tussen statuut en paragraaf kan daarbij als volgt worden omschreven: Het financieringsstatuut geeft regels voor de wijze van dekking van de financieringsbehoefte en regels voor het uitzetten van overtollige middelen (die laatste situatie doet zich in Hilversum niet voor). De hoofduitgangspunten daarbij zijn dat de risico’s worden geminimaliseerd en dat de kosten zo laag mogelijk gehouden worden. In de financieringsparagraaf in begroting en rekening wordt ingegaan op de actuele situatie rond de dekking van de financieringsbehoefte in het betreffende jaar.
Financiering
Beleid
De gemeente hanteert het systeem van integrale financiering. Dit houdt in dat voor de gemeentelijke organisatie als geheel de financieringsbehoefte c.q. het financieringstekort bepaald wordt; er wordt dus niet voor iedere investering of grondexploitatie apart geleend. Voor het systeem van integrale financiering is gekozen om de administratieve lasten te beperken. (Het administreren van financiering per investering of grondexploitatie is complex) Daarnaast heeft het toepassen van integrale financiering een lasten verlagend effect omdat het aantal leningstransacties daarmee wordt ingeperkt.
Voor de dekking van het financieringstekort zijn de volgende financieringsmiddelen beschikbaar:
- Kortlopende financieringsmiddelen (< 1 jaar). Om het renterisico te beperken is de omvang van de korte schuld wettelijk gelimiteerd tot 8,5 % van het uitgaventotaal van een gemeente
(= kasgeldlimiet). Deze grens is gesteld om te voorkomen dat een te groot gedeelte van het financieringstekort met (vaak goedkope) kortlopende middelen wordt gedekt. - Langlopende financieringsmiddelen ( > 1 jaar). Deze worden aangetrokken als het wettelijk maximum voor de kortlopende schuld is bereikt. Om het renterisico op langlopende schuld te beperken (het risico dat de rente hoger is op het moment dat een lening moet worden vervangen of de rente van een bestaande lening moet worden herzien), is bepaald dat de omvang van de te herfinancieren bedragen niet boven 20 % van het geraamde uitgaventotaal van een gemeente mag uitkomen.
Uit de volgende paragraaf blijkt dat zowel de korte als de lange schuld in 2016 binnen de wettelijke norm is gebleven.
Dekking financieringstekort
De omvang van het financieringstekort is afhankelijk van de omvang en het tempo van uitvoering van investeringsprogramma's, grondexploitaties en de omvang van de eigen financieringsmiddelen.
Bij het opstellen van de begroting 2016 was de verwachting dat gemiddeld € 16 mln van het financieringstekort zou worden gedekt met kortlopende leningen. De werkelijke gemiddelde korte schuld is uitgekomen op € 12,252 mln. De kasgeldlimiet is daarmee in geen enkel kwartaal overschreden (zie tabel 4.1) en blijft de korte schuld qua renterisico binnen de wettelijke norm.
De langlopende schuld bedraagt eind 2016 afgerond € 155,7 mln, inclusief een bedrag van € 10 mln aan nieuwe leningen (zie par 4.4.5). In de begroting was uitgegaan van een schuld per ultimo 2016 van € 161,7 mln, gebaseerd op € 16 mln aan nieuwe langlopende leningen.
Risicoprofiel leningenportefeuille
Bij het risicobeheer op de gemeentelijke financiering wordt onderscheid gemaakt tussen kortlopende financiering (< 1 jaar) en langlopende financiering (> 1 jaar).
Korte financiering
Om het renterisico op korte financiering te beperken is de omvang van de korte schuld wettelijk, conform de wet FIDO, gelimiteerd tot 8,5% van het uitgaventotaal van de gemeente (=kasgeldlimiet).
Deze grens is om te voorkomen dat een te groot gedeelte van het financieringstekort met kortlopende schulden (vaak goedkoop) wordt gedekt.
1e | 2e | 3e | 4e | Schuld | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Financieringsgemiddelde < 1 jaar vs. Kasgeldlimiet | kwartaal | kwartaal | kwartaal | kwartaal | < 1 jaar. | |
Begrotingstotaal 1 januari 2016 | 241.804 | 241.804 | 241.804 | 241.804 | ||
Kasgeldlimiet 2015 (=8,5% begrotingstotaal) | a | 20.553 | 20.553 | 20.553 | 20.553 | |
Gemiddelde kwartaal- resp jaarschuld < 1 jaar | b | 19.814 | 9.605 | 6.263 | 13.326 | 12.252 |
Overschrijding limiet (is +) Onderschrijding (is -) | b-a | -740 | -10.948 | -14.290 | -7.227 |
Tabel 4.1 Berekening renterisico korte schuld (Bedragen x € 1.000)
Figuur 4.1 Grafische weergave financiering met kortlopende middelen < 1 jaar (Bedragen x € 1.000)
Uit tabel 4.1 en figuur 4.1 blijkt dat de kasgeldlimiet in geen enkel is kwartaal overschreden en daarmee blijft de korte schuld qua renterisico binnen de wettelijke norm.
Langlopende financiering
Langlopende financiering wordt aangetrokken als het wettelijk maximum voor de kortlopende schuld wordt bereikt. De maximale omvang van aan te trekken middelen is gekoppeld aan de renterisiconorm. Deze geeft het maximaal te lenen bedrag aan dat per jaar onderhevig mag zijn aan rentewijzigingen.
Het renterisico van de langlopende schuld is, evenals dat van de korte schuld, wettelijk begrensd. De norm wordt overschreden als een gemeente in een bepaald jaar voor een bedrag van meer dan 20% van zijn uitgaventotaal aflost (inclusief renteherzieningen).
Renterisiconorm en renterisico's van de langlopende schuld 2016 t/m 2019 op basis van de leningportefeuille per 31 december 2016 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | Begrotingstotaal | 241.804 | 234.151 | 233.153 | 234.460 | 228.200 |
2 | Vastgesteld percentage (Wet Fido) | 20% | 20% | 20% | 20% | 20% |
3 | Renterisiconorm (1 x 2) | 48.361 | 46.830 | 46.631 | 46.892 | 45.640 |
4 | risico vaste schuld herfinanciering | 16.541 | 16.608 | 16.426 | 14.445 | 10.930 |
5 | Ruimte onder risiconorm ( 3 - 4) | 31.820 | 30.222 | 30.205 | 32.447 | 34.710 |
Tabel 4.2 Berekening renterisico lange schuld (Bedragen x € 1.000)
Figuur 4.2 grafische weergave renterisiconorm versus renterisico lange schuld (Bedragen x € 1.000)
Uit tabel 4.2 en figuur 4.2 blijkt dat Hilversum in de periode 2016-2020 ruim onder de norm (gem. € 31,2 mln) blijft.
Profiel leningportefeuille
Het totaalbedrag aan langlopende leningen per 31 december 2016 bedraagt € 155,7 mln, verdeeld over 32 leningen. De rentepercentages variëren tussen de 0,92 % en 4,87 %. In de vorige paragraaf is vastgesteld dat Hilversum ruim binnen de rente risiconorm blijft. Dit komt, omdat het aflossingspatroon van de bestaande leningenportefeuille voldoende gespreid is. Hilversum heeft slechts één lening waarvan de rente tussentijds kan worden herzien (renteconversie). Bij dit type leningen is het renterisico het grootst, maar binnen de Hilversumse portefeuille zijn ze van ondergeschikt belang. In onderstaand overzicht wordt de samenstelling van onze leningenportefeuille samengevat.
stand per | |||
---|---|---|---|
Looptijd | 31-12-2016 | ||
Soorten lening | Aantal leningen | looptijd in jaren | bedrag in miljoenen |
lineair aflosbare leningen met renteconversie 25 jaar | 1 | 25 | 2,0 |
lineair aflosbare leningen vaste rente 10 jaar | 4 | 10 | 11,0 |
lineair aflosbare leningen vaste rente 15 jaar | 15 | 15 | 54,9 |
lineair aflosbare leningen vaste rente 20 jaar | 2 | 20 | 16,8 |
lineair aflosbare leningen vaste rente 25 jaar | 10 | 25 | 71,0 |
Totaal | 32 | 155,7 |
Tabel 4.3. Onderverdeling leningen naar rentevaste periode en wijze van aflossing. (Bedragen x € 1.000)
Figuur 4.3 samenstelling lening portefeuille 2016.
Het gemiddelde rentepercentage over de renteportefeuille per 31 december 2016 komt uit op 3,32%.
Rente
De rentelasten worden zowel bepaald door de omvang van de schuld als door het rentepeil.
De omvang van zowel de kortlopende schuld als, de omvang van de langlopende schuld was lager dan de oorspronkelijke raming (zie par. 4.4.3). Het rentepeil lag in 2016 zowel voor korte als voor lange schuld onder het niveau van de oorspronkelijke raming.
Rekening Courant
Het tarief voor de in 2016 aangetrokken korte schuld lag tussen de -/- 0,024 % en 0,140 % (In de begroting was rekening gehouden met een tarief voor de korte rente van 0,5%).
Het tarief van de Rekening Courant bij de BNG bestaat uit het 1 maands Euribor tarief plus een opslag van 0,35%. De ontwikkeling van het actuele tarief voor 2016 ziet er als volgt uit.
Figuur 4.4 tarief rekening courant 2016
Kasgeldlening
In de overeenkomst met de BNG is er een kredietlimiet opgenomen van € 30 miljoen op onze rekening courant positie. Indien deze limiet overschreden wordt zal de BNG excedentrente (5%) in rekening brengen. Omdat deze limiet in januari 2016 overschreden zou worden is er, ter voorkoming van excedentrente, in januari een kasgeldlening bij de BNG opgenomen van € 5 miljoen voor een periode van 3 maanden.
Het tarief van deze kasgeldlening was -/- 0,20% op jaarbasis.
In april 2016 is deze kasgeldlening weer afgelost.
Langlopende lening
De in 2016 aangetrokken langlopende lening van € 10 miljoen is aangetrokken tegen een rentepercentage van 1,685%, (In de begroting was rekening gehouden met een tarief voor de lange rente van 2,5%).
Lasten Financieringsfunctie | A | B | C = B -/- A | ||
---|---|---|---|---|---|
gewijzigde | |||||
-/- = voordelig | Rekening | Begroting | Realisatie | ||
+ = nadelig | 2015 | 2016 | 2016 | Verschil | |
LASTEN | |||||
Rente gespecificeerd naar : | |||||
- rente van bestaande langlopende leningen | 5.720 | 5.257 | 5.257 | 0 | |
- rente van nieuw aangetrokken langlopende leningen | 174 | 159 | 160 | 1 | |
- rente van kortlopende financieringsmiddelen | 30 | 25 | 4 | -21 | |
Totaal lasten | 5.924 | 5.441 | 5.421 | -20 |
Tabel 4.4. Overzicht rentelasten externe financiering (Bedragen x € 1.000)
Figuur 4.5 Renteontwikkeling .
Schatkistbankieren
De wet Fido regelt op hoofdlijnen het m.i.v. 15 december 2013 verplichte schatkistbankieren.
Decentrale overheden zijn op grond daarvan verplicht alle middelen die ze niet direct nodig hebben voor hun publieke taak in de schatkist aan te houden. De belangrijkste uitzondering daarop is het drempelbedrag dat gemiddeld over een kwartaal buiten de schatkist aangehouden mag worden.
De omvang van het drempelbedrag is afhankelijk van de omvang van de begroting met een minimumdrempel van € 250.000.
Hieronder is berekend dat de drempel voor Hilversum voor 2016 € 1.814.000. was.
Berekening benutting drempelbedrag schatkistbankieren 2016 | ||
---|---|---|
Begrotingstotaal verslagjaar | 241.804 | A |
Het deel van het begrotingstotaal dat kleiner of gelijk is aan € 500 miljoen | 241.804 | B |
Het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat | - | C |
Drempelbedrag | 1.814 | D = B *0,0075 + C*0,002 met een minimum van € 250.000 |
Tabel 4.5. Berekening drempelbedrag (Bedragen x € 1.000)
Gedurende het jaar 2016 waren er geen overtollige middelen boven het drempelbedrag aanwezig. Schatkistbankieren is in 2016 dan ook niet aan de orde geweest.
Verloop langlopende schuld
De historische ontwikkeling van de langlopende schuld vanaf 2010 is als volgt in beeld te brengen.
Figuur 4.5. langlopende schulden (Bedragen x € 1 miljoen)
De werkelijke langlopende schuld is eind 2016 € 6 miljoen lager dan in de primaire begroting 2016 was opgenomen.
De verminderde leen behoefte kan grofweg als volgt worden verklaard:
- het saldo van inkomsten minus uitgaven op de grondexploitaties is in 2016 ongeveer € 2 miljoen voordeliger dan was geraamd
- een ontvangst van een subsidie voor het IBP van € 5 miljoen terwijl € 1 miljoen was geraamd. Een voordelige verschil van € 4 miljoen
- een voordelig rekeningresultaat (saldo lasten en baten) dat zijn effect heeft op de werkelijke uitgaven en inkomsten. Een voordelig verschil van ongeveer € 3 miljoen
- een hoger investeringsvolume, mede door de aankoop van het stationsplein 25, van ongeveer € 3 miljoen (nadelig)