De paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (hierna aangeduid als paragraaf Weerstandsvermogen) is een door het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten) voorgeschreven begrotingsparagraaf. De paragraaf bestaat uit drie onderdelen: Kengetallen (sectie II); Weerstandsvermogen en risicobeheersing (sectie III); De gedecentraliseerde regelingen in het sociale domein (sectie IV). Deze onderdelen lichten we hieronder toe.
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Kengetallen
Sinds de wijziging van 15 mei 2015 schrijft het BBV voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De wetgever wil met deze kengetallen inzicht geven in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid (de mate waarin een gemeente bij een tegenvaller financieel kan bijsturen) van de gemeente. De kengetallen geven aan over hoeveel financiële ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te dekken of op te vangen. De kengetallen moeten worden beoordeeld in samenhang met elkaar en met de financiële positie. De beoordeling geschiedt door het College van B&W (zie: de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit). Het Rijk en de provincie (de financiële toezichthouder van de gemeente) beoordelen de kengetallen van de gemeente niet en stellen er daarom ook geen normen voor op.
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | Beoordeling | |||
---|---|---|---|---|---|---|
JS2015 | B2016 | JS2016 | B2017 | |||
1 | netto schuldquote | 73% | 79% | 70% | 84% | goed |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 73% | 79% | 70% | 83% | goed |
3 | solvabiliteitsratio | 28% | 26% | 30% | 28% | matig |
4 | grondexploitatie | 9% | 12% | 6% | 6% | n.v.t. |
5 | structurele exploitatieruimte | 1,7% | 1,1% | 2,2% | 0,9% | goed |
6 | belastingcapaciteit | 99% | 100% | 101% | 99% | goed |
De berekening van de kengetallen en de inrichting van de tabel waarin de kengetallen moeten worden getoond, zijn voorgeschreven in ministeriële besluiten (van 9 juli 2015 en 5 maart 2016). In het geval van de jaarstukken moeten de kengetallen worden vermeld van jaar t – 2 (nu 2015 op realisatiebasis) en van het jaar t – 1) (nu 2016 op begrotingsbasis en op realisatiebasis).Aanvullend zijn de kengetallen uit de programmabegroting 2017 ook opgenomen.
Betekenis en beoordeling van de kengetallen
1. Netto schuldquote
Betekenis. De netto schuldquote vergelijkt de netto schuld met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente, waarbij de netto schuld is gedefinieerd als de totale schuld (kortlopend en langlopend) minus de geldelijke bezittingen zoals banktegoeden en uitgeleend geld. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de begroting.
Beoordeling. De VNG hanteerde tot nu toe een vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de schuldenlast van gemeenten. Een score lager dan 100% beoordeelt de VNG als een normale schuld. In overeenstemming met deze kwalificatie beoordelen wij de uitkomst van Hilversum als goed.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis. Dit kengetal verschilt maar op één, voor Hilversum ondergeschikt punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven. Hilversum heeft een bedrag van € 1,0 miljoen aan leningen, waarvan de lening aan de Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Gemeenten (SVN) met € 0,9 miljoen de grootste is.
Beoordeling. Hilversum heeft geen grote bedragen uitgeleend, dus de uitkomst is vrijwel gelijk aan die van het eerste kengetal. Onze beoordeling is daarom ook hetzelfde, namelijk goed.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen.
Beoordeling. De VNG hanteerde tot nu toe een min of meer vergelijkbaar kengetal voor de beoordeling van de verhouding eigen/vreemd vermogen. Een solvabiliteitsratio hoger dan 30% is volgens de VNG normaal, een ratio tussen de 20% en 30% geeft aan dat het bezit met relatief veel vreemd vermogen is gefinancierd en een ratio lager dan 20% is dat in nog sterkere mate het geval . Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat de VNG de voorzieningen tot het eigen vermogen rekent. Het BBV, dat wij wettelijk verplicht volgen, rekent de voorzieningen echter tot het vreemd vermogen. Het zonder meer van toepassing verklaren van de VNG-norm leidt dus tot een relatief ongunstige uitkomst voor Hilversum. Desondanks hanteren wij, bij gebrek aan beter, de VNG-norm en kwalificeren de uitkomst als matig.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis. Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van ons grondbezit met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Het moet inzicht geven in hoeverre de gemeente, wanneer zij schulden is aangegaan om grond aan te schaffen voor grondexploitaties, in staat is deze schulden af te lossen.
Beoordeling. Hilversum sluit geen aparte leningen af voor de aanschaf van gronden. Omdat we niet kunnen bepalen welk aandeel van onze leningen betrekking heeft op grondexploitaties en we om die reden geen relatie kunnen leggen met potentiële verkoopopbrengsten, vinden wij dat dit kengetal niet van toepassing is op de Hilversumse situatie. Omdat de kengetallen 1 en 2 wel bruikbaar zijn en qua opzet vergelijkbaar zijn, brengt dit de algehele beoordeling (zie verderop) niet in gevaar.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis. De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal is goed zolang het niet negatief is. Een negatief getal betekent immers dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is, dat als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting ontstaat. Omdat het Hilversumse kengetal positief is, kwalificeren we de uitkomst als goed.
6. Belastingcapaciteit
Betekenis. Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor de realisatie 2016 ligt de uitkomst op 101 %. Dat betekent dat de gemiddelde lasten in Hilversum marginaal boven het landelijk gemiddelde liggen. Wij kwalificeren de uitkomst als goed.
Algeheel oordeel
Het vernieuwde BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Er zijn geen voorgeschreven normen voor deze beoordeling. Ons College beoordeelt de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” als goed, omdat vier van de vijf voor Hilversum relevante kengetallen die kwalificatie verdienen en daarnaast het weerstandsvermogen (zie sectie III) en de meerjarenraming laten zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft.
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum beoordelen wij als uitstekend.
In de volgende paragrafen leggen we uit hoe we tot deze waardering zijn gekomen. Eerst bespreken we het beleidskader omtrent risico’s en weerstandscapaciteit. Vervolgens inventariseren we de risico’s die de financiële positie kunnen bedreigen en brengen die samen in een risicoprofiel. Dan berekenen we de weerstandscapaciteit en ten slotte berekenen en beoordelen we het weerstandsvermogen.
Beleid met betrekking tot risico’s en weerstandscapaciteit
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde nota’s Reserves & Voorzieningen en Risicomanagement & Weerstandsvermogen. Zoals vermeld in de nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen is het beleidsdoel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s erop gericht te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau.
Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
Ten eerste wordt er via de inrichting van het begrotingsproces voor gezorgd dat uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen, tijdig in de begroting worden opgenomen. Daartoe worden ieder jaar in het kader van de opstelling van de begroting gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt - in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering - in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat deze voorzienbare en kwantificeerbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
In de tweede plaats worden mogelijke negatieve ontwikkelingen die te voorzien zijn en tot op zekere hoogte kwantificeerbaar zijn, maar waarvan onzeker is of ze zich zullen voordoen (risico’s), in beeld gebracht in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting of de jaarrekening. Dat kan leiden tot bijstelling van de hoogte van de algemene reserve.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve, bestaand uit de ‘algemene reserve ongebonden’ en de ‘algemene reserve gebonden’ (voor uitleg van deze termen, zie §4). Door de kans dat zich onvermijdelijke maar niet begrote uitgaven voordoen te verkleinen - op de wijze zoals bij (1) beschreven - verkleinen we het risico dat we een beroep moeten doen op de algemene reserve.
Risicoprofiel
Onder risico’s verstaan we alle gebeurtenissen die je aan kunt zien komen met mogelijk negatieve financiële gevolgen – bijvoorbeeld hogere lasten of lagere baten - waarvan niet zeker is dat ze zich daadwerkelijk zullen voordoen. Of hoe groot de financiële gevolgen zullen zijn als ze zich voordoen. Vanwege deze onzekerheid is met deze gebeurtenissen nog geen rekening gehouden door het opnemen of aanpassen van budgetten in de begroting, het vormen van voorzieningen of bestemmingsreserves, of het afwaarderen van activa. Dit betekent dat als zo’n gebeurtenis daadwerkelijk optreedt, het financiële gevolg zich manifesteert als (a) een niet begrote uitgave, (b) een hoger-dan-begrote uitgave, of (c) een lager-dan-begrote inkomst. In de wandelgangen noemen we dit een ‘financiële tegenvaller’. Voor het samenstellen van het financiële risicoprofiel hebben we de risico’s opgenomen, waarbij we uitgaan van de gegevens die bij het opstellen van deze jaarstukken bij ons bekend zijn. Het gaat hierbij om de niet afgedekte risico’s, dus risico’s waar geen budget, afwaardering, voorziening, bestemmingsreserve of verzekering tegenover staat.
In overeenstemming met een advies van de Rekeningencommissie, kwantificeren we de gesignaleerde risico’s steeds zo goed mogelijk. De kwantificering van de risico’s bestaat uit een inschatting van enerzijds het bedrag dat met het risico gemoeid kan zijn, en anderzijds de kans dat het risico zich daadwerkelijk voor doet.
De volgorde in deze tabel volgt de programma’s in deze jaarstukken 2016.
bedragen x € 1.000
Ref. | Risico | Progr. | Kans | Risicobedrag | Benodigde weerstandscapaciteit | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
incid. | struct. | incid. | struct. | ||||
1 | Gewaarborgde geldleningen sociale woningbouw | 1 W&L | 1% | 3.300 | 33 | ||
2 | Rechtstreekse borging van geldleningen | 1 W&L | 5% | 3.400 | 170 | ||
3 | Garanties op woninghypotheken | 1 W&L | 1% | 2.860 | 29 | ||
4 | Vrijvallen balanspost Arenapark | 1 W&L | 70% | 1.480 | 1.036 | ||
5 | Opbrengst locaties onderwijshuisv. (kapitaalLasten) | 2 Zorg | 50% | 40 | 20 | ||
6 | Niet voorziene investeringen in onderwijshuisv. (idem) | 2 Zorg | 50% | 20 | 10 | ||
7 | Saldo inkomsten en uitgaven bijstand (BUIG) | 3 Werk | 20% | 4.190 | 838 | ||
8 | Hogere bijdrage Veiligheidsregio | 4 bestuur | 40% | 608 | 243 | ||
9 | Herkeuringen WIA | 5 Fin&Gr | 10% | 1.500 | 150 | ||
10 | Grondexploitaties | 5 Fin&Gr | 50% | 948 | 474 | ||
11 | Algemene uitkering Gemeentefonds | 5 Fin&Gr | 25% | 800 | 200 | ||
12 | Diverse risico's | div. | P.M. | P.M. | |||
Totaal | 8.118 | 11.028 | 2.498 | 705 |
Toelichting op de onderdelen van het risicoprofiel
1. Gewaarborgde leningen sociale woningbouw
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 3.300.000 structureel
Kans: 1%
Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) staat borg voor de rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk een tertiaire achtervang voor deze leningen.
Per ultimo 2016 was de stand van het door Hilversum geborgde deel € 397 miljoen op een totaal voor Nederland van 83,8 miljard (Dit zijn cijfers over het jaar 2015).
De achtervang werkt als volgt. Eerst moeten de corporaties de eigen reserves aanspreken om verliezen te dekken. Daarna wordt het vermogen van het WSW aangesproken. Als het Waarborgfonds onder een bepaalde omvang daalt, moeten Rijk (50%), schadegemeenten (25%) en alle overige gemeenten (25%) het tekort aanvullen door het verstrekken van renteloze leningen aan het Waarborgfonds. Deze leningen worden terugbetaald zodra het vermogen van het Waarborgfonds weer op peil is. De met de renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de kredietverstrekkers/gemeenten.
De kans dat aanspraak wordt gemaakt op deze gemeentelijke achtervang is gering, maar kan invloed hebben op zowel de gemeentelijke schuldpositie als op de rentelasten van de gemeente. De gemeente zal deze leningen moeten financieren met een langlopende lening waar men rente over moet betalen.
Het financiële risico wordt op ‘laag’ geschat.
Ten behoeve van de risico-analyse gaan we uit van de hieronder weergegeven casus.
Stel: | Per | o.b.v. | Bedrag | Perc. | |
---|---|---|---|---|---|
A | schuldrestant door WSW geborgde leningen van corporaties | 31-dec-15 | WSW opgave | 83.803.746 | 28,78% |
a1 | schuldrestant door WSW gevrijwaarde leningen van corporaties | 12-aug-14 | WSW JR15 | 3.700.000 | van a2 |
a2 | WOZ-waarde van het ingezette onderpand van de landelijk actieve corporaties | 31-dec-15 | WSW JR15 | 304.071.686 | |
H | borgstellingsreserve WSW | 31-dec-15 | WSW JR15 | 524.334 | |
I | obligo gezamenlijke corporaties | 31-dec-15 | WSW JR15 | 3.200.000 | 20,31% |
van b1 | |||||
B | schuldrestant door WSW geborgde leningen met achtervang gem. H'sum | 31-dec-16 | WSW opgave | 396.597 | |
b1 | WOZ-waarde van het ingezette onderpand van de in H'sum actieve corporaties | 31-dec-14 | WSW opgave | 1.952.655 | |
D | stel: totale schade na inzet 1e zekerheidstelling | 31-dec-16 | H'sum JR16 | 4.724.334 | |
E | stel: aandeel in schade van corporaties met achtervang gem. H'sum | 31-dec-16 | H'sum JR16 | 236.217 | |
Q1 | kans van optreden scenario 1 (gem. H'sum is schadegemeente) | 1,00% | |||
Q2 | kans van optreden scenario 2 (gem. H'sum geen schadegemeente) | 31-dec-16 | H'sum JR16 | 10,00% | |
Q3 | kans van optreden scenario 3 (gem. H'sum wel schadegemeente) | 31-dec-16 | H'sum JR16 | 5,00% | |
Q4 | kans van optreden scenario 4 (totale systeemcrisis) | 31-dec-16 | H'sum JR16 | 1,00% | |
G | stel: marktrente langlopende leningen | 31-dec-16 | H'sum JR16 | 1,75% |
Bedragen x € 1.000
Vanwege het geringe aandeel van Hilversum in het totale bedrag van de door het WSW geborgde leningen, doet het gebruik van verschillende peildata in de casus geen afbreuk aan het berekende risicobeeld.
We hebben de casus doorgerekend aan de hand van de volgende vier scenario’s:
Scenario 1: Stel dat alle corporaties, waarvoor Hilversum een achtervangpositie heeft ingenomen of gaat innemen, niet meer aan hun verplichtingen van de geborgde leningen (€ 397 miljoen B) kunnen voldoen.
Scenario 2:Stel dat landelijk een aantal corporaties voor een bedrag van 4,7 miljard (D) niet meer aan hun verplichtingen inzake geborgde leningen kunnen voldoen, waarbij de gemeente Hilversum niet tot de schadegemeenten behoort.
Scenario 3: Idem als scenario 2, maar nu behoort de gemeente Hilversum wel tot de schadegemeenten. We gaan er in dit scenario vanuit, dat een bedrag van € 236 miljoen (van het totaalbedrag van € 397 miljoen aan geborgde leningen, waarvoor de gemeente Hilversum een achtervangpositie heeft ingenomen) gerekend kan worden tot de schadeveroorzakende leningen.
Scenario 4: Stel dat er een systeemcrisis ontstaat, waarbij álle corporaties niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen en het WSW wordt aangesproken voor het totaal van de geborgde leningen.
Deze vier scenario’s leiden tot de volgende berekening:
Omschrijving | * | Scenario 1 | Scenario 2 | Scenario 3 | Scenario 4 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Casus: | ||||||
A | schuldrestant door WSW geborgde leningen van corporaties | 83.803.746 | 83.803.746 | 83.803.746 | 83.803.746 | |
B | tot. schuldrestant door WSW geborgde leningen met achtervang Hilversum | 396.597 | 396.597 | 396.597 | 396.597 | |
C | Percentueel aandeel | 0,47% | 0,47% | 0,47% | 0,47% | |
D | stel: totale schade na inzet 1e zekerheidstelling | 396.597 | 4.724.334 | 4.724.334 | 83.803.746 | |
E | stel: aandeel in schade van corp. met achtervang Hilversum | 396.597 | 0 | 236.217 | 396.597 | |
F | Percentueel aandeel | 100,00% | 0,00% | 5,00% | 0,47% | |
G | stel: marktrente langlopende leningen | 1,75% | 1,75% | 1,75% | 1,75% | |
Schadeberekening: | ||||||
eigen vermogen gez. corporaties aangesproken (zie D) | 1e | 0 | 0 | 0 | 0 | |
H | borgstellingsreserve WSW | 2e | 524.334 | 524.334 | 524.334 | 524.334 |
I | obligo gezamenlijke corporaties | 2e | 3.200.000 | 3.200.000 | 3.200.000 | 3.200.000 |
J | Nog te dekken na inzet 1e en 2e zekerheidstelling | 0 | 1.000.000 | 1.000.000 | 80.079.412 | |
K | renteloze lening aan WSW door Rijk 50% | 3e | 0 | 500.000 | 500.000 | 40.039.706 |
L1 | renteloze lening aan WSW door alle gemeenten 25% | 3e | 0 | 250.000 | 250.000 | 20.019.853 |
L2 | waarvan ten laste van de gemeente Hilversum | 0 | 1.183 | 1.183 | 94.743 | |
M1 | renteloze lening aan WSW door schadegemeenten 25% | 3e | 0 | 250.000 | 250.000 | 20.019.853 |
M2 | waarvan ten laste van de gemeente Hilversum | 0 | 12.500 | 94.743 | ||
Risicoberekening: | ||||||
L3 | Risico renteloze lening alle gemeenten voor Hilversum | 0 | 21 | 21 | 1.658 | |
M3 | Risico renteloze lening schadegemeente voorHilversum | 0 | 0 | 219 | 1.658 | |
N | Totaal risico gemeente Hilversum | 0 | 21 | 239 | 3.316 | |
O | Kans van optreden | 1,00% | 10,00% | 5,00% | 1,00% | |
P | Maximale bandbreedte risico | 0 | 2 | 12 | 33 | |
* is zekerheidstelling | bedragen x € 1.000 |
Bij de interpretatie van de berekening moet met twee punten rekening worden gehouden:
- Gemakshalve hebben we in deze vier scenario’s de eerste zekerheidstelling van het WSW (liquiditeit en solvabiliteit van de woningcorporaties) verdisconteerd met de schade.
- De berekening van scenario 4 is een zeer arbitraire. Bij een totale systeemcrisis met een omvang van € 84 miljard gaan zaken spelen, die wij op gemeentelijk niveau niet kunnen inschatten, zoals sterk stijgende marktrentes, omvallende banken en EU-steun. Bovendien kan in zo’n geval onduidelijkheid ontstaan over de waarde van het corporatiebezit en de verdiencapaciteit van de corporaties op basis van dat bezit.
Het risicobedrag van de via het WSW geborgde leningen schatten we op afgerond € 3,3 miljoen. De kans schatten we op 1%.
2. Rechtstreekse borging geldleningen
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 3.400.000 structureel
Kans: 5%
Het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen bedraagt per 31 december 2016 € 3,4 miljoen. Het gaat hier vooral (ook) om woningbouwleningen (circa € 2,2 miljoen) maar ook om andere leningen, zoals aan de bibliotheek, kinderdagverblijf en de zweefvliegclub. Het risicobedrag is daarmee tevens € 3,4 miljoen. De kans van optreden schatten wij in op 5%.
3. Garantie op woninghypotheken
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 2.860.000 structureel
Kans: 1%
Op 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) ingevoerd. Gemeenten konden vóór die datum ook al garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen, komt het resterende bedrag op 31 december 2016 uit op € 2,8 miljoen. Als het gaat om spaarhypotheken, is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud), gaan we er vanuit dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico hierop daarom zeer beperkt is. De kans dat dit risico optreedt schatten we daarom in op 1%.
4. Vrijval balanspost Arenapark
Programma: 1 (Wonen en leven)
bedrag: € 1.480.000 incidenteel
kans: 70%
In de afgelopen 10 jaar zijn de resterende gronden op het Arenapark niet tot ontwikkeling gekomen. Er is daarom ook geen openbare infrastructuur aangelegd. Hiervoor was een bedrag van € 3,7 miljoen gereserveerd. Er is geen zicht op voltooiing van de ontwikkeling van het park op basis van het huidige Masterplan. Om die reden is er geen reden om financiële middelen te blijven reserveren voor investeringen die met dit plan samenhangen. Wij hebben deze middelen daarom bij de Jaarrekening 2015 aan de algemene reserve toegevoegd. De gedachtevorming voor een nieuw plan begint op gang te komen. Voor deze planontwikkeling is in de begroting 2017 geld opgenomen. Onderdeel van de nieuw op te stellen mastervisie zal ook een investeringsprogramma zijn. Omdat de afronding van het park afhankelijk is van toekomstige besluitvorming over een nog op te stellen nieuwe mastervisie (inclusief investeringsprogramma), bestaat er een kans dat of een deel van de openbare ruimte buiten dit nieuwe plan valt of dat er géén nieuw plan wordt vastgesteld. In die gevallen zal voor de afronding van de inrichting van het park apart financiering gevonden moeten worden. Wij schatten de kans dat een deel volgens het oude plan alsnog gerealiseerd moet worden op 40%. Voor deze 40% lopen wij dus een risico, waarvan we de kans dat het optreedt schatten op 70%. Het risicobedrag komt dan uit op (€ 3,7 miljoen x 40% = € 1.480.000) x 70% = € 1.036.000.
5. Opbrengst locaties onderwijshuisvesting
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 40.000 structureel
Kans: 50%
In het huidige investeringsprogramma zijn op enkele investeringen de (geschatte) inkomsten in mindering gebracht die moeten komen uit de opbrengst van diverse te verkopen schoollocaties, zoals aan de Mozartlaan, de Jan Blankenlaan en het pand van de Aloysius-school. In totaal ging het om een bedrag van ongeveer € 3 miljoen. Omdat de locatie van de Aloysius-school inmiddels is verkocht, resteert nog zo'n € 2 miljoen. Met betrekking tot het schoolgebouw aan de Mozartlaan is in het nieuwe Onderwijshuisvestingsplan bepaald dat dit gebouw de komende jaren nog in gebruik blijft. In combinatie met de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt en de dynamiek van leerlingenstromen naar bepaalde scholen, leidt dit er toe dat er onzekerheid is wanneer we deze opbrengsten zullen realiseren. Evenals de vraag of de opbrengsten in lijn zullen zijn met de ramingen of dat elders scholen vrij komen die (straks) verkocht kunnen worden.
Als de inkomsten € 1 miljoen lager uitvallen, leidt dit tot hogere kapitaallasten van € 40.000 per jaar. We schatten de kans hierop in op 50%.
Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt: In het raadsvoorstel 'Slot begrotingswijziging 2016' (raadsvoorstel 14 december) staat vermeld dat de systematiek om verkoopopbrengsten van schoolgebouwen ten goede te laten komen aan de onderwijsgebouwen (gesloten box onderwijshuisvesting) bij het actualiseren van het financieel beleid ter discussie zal worden gesteld omdat dit vanuit het streven naar transparantie niet langer wenselijk lijkt te zijn.
6. Niet-voorziene investeringen in onderwijshuisvesting
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 20.000 structureel
Kans: 50%
In het Onderwijshuisvestingsbeleid en Meerjarenprogramma 2017-2024 (OHVB) zijn de ontwikkelingen in kaart gebracht op het gebied van onderwijshuisvesting voor de periode tot en met het jaar 2024, en de financiële consequenties daarvan. Dit gaat uit van een meerjarenraming op basis van een investeringsplafond. Dit investeringsplafond is teruggebracht van € 6,9 miljoen in 2012 tot € 3.350.000 per jaar in de periode 2016 tot en met 2020. En vanaf 2021 is het plafond teruggebracht tot € 2.680.000.
In het IHP zijn maatregelen opgenomen om ervoor te zorgen dat de benodigde investeringen binnen dit jaarlijkse investeringsplafond blijven. Sinds 2013 werkt de gemeente vanuit het gesloten-box-principe. Dit betekent dat als er onverhoopt toch hogere investeringen moeten worden gedaan dan het bovengenoemde plafondbedrag, dit binnen het programma moet worden opgevangen door verschuivingen over de jaren of tussen de scholen. De gemeenteraad heeft op 16 december 2015 de nieuwe verordening Voorziening onderwijshuisvesting vastgesteld. Hierdoor zijn de grenzen voor medegebruik verruimd en de kans op uitbreiding verkleind. Toch blijft er een risico bestaan dat extra, niet-voorziene investeringen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld door veranderingen in leerlingenstromen (vanwege wijzigingen in de instroom van statushouders en de groei van het internationale onderwijs), de aanbestedingsmarkt, het monumentale karakter van schoolgebouwen of nieuw beleid van het Rijk.
Het risicobedrag ter grootte van € 20.000 is weergegeven in kapitaallasten, berekend op basis van een investeringsrisico van € 500.000.
Vanwege (1) het bijna gehalveerde investeringsplafond, (2) de groei in het leerlingenaantal in Hilversum die groter is dan voorzien en ook langer aanhoudt dan eerder verwacht, (3) de verscherpte eisen in het Bouwbesluit en de recent aangetrokken bouwkosten, waardoor het door het Rijk gestelde normbedrag niet meer toereikend is, schatten we de kans in op 50%.
7. Saldo inkomsten en uitgaven bijstand
Programma: 3 (Werken)
Bedrag: € 4.190.000 incidenteel
Kans: 20%
In de systematiek van de BUIG (de zogenaamde Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) wordt rond 1 oktober van elk jaar eerst een voorlopig budget toegekend voor het
komende begrotingsjaar. Tevens wordt dan het definitieve budget gepubliceerd voor het lopende
begrotingsjaar. Onze consistente beleidslijn bij de BUIG is dat we de begroting aanpassen ná deze
definitieve vaststelling van het budget voor de BUIG.
Gemeenten hebben structureel een eigen aandeel in een overschrijding van het budget, als zich dat voordoet. Dit aandeel is beperkt tot 7,5% van het in enig jaar toegekend budget BUIG, het zogenoemde ‘eigen risico’. Dit bedrag van in totaal € 2,5 miljoen is als nadeel in de begroting verwerkt en om die reden niet in deze risicoparagraaf opgenomen. Een eventuele overschrijding die hoger is dan dit eigen risico, wordt in principe gecompenseerd door de landelijke Vangnetregeling Participatiewet.
Net als in 2015 was ook in 2016 het budget voor de BUIG ontoereikend en zal gebruik gemaakt
worden van de Vangnetregeling. Deze is qua systematiek en toekenning hetzelfde als de regeling in 2015; beleidsluw en vooral gericht op de wíjze waarop de raad is betrokken bij het tekort en de aanpak van het tekort door het college. Voor de vangnetregeling geldt een aantal voorwaarden waar gemeenten aan moeten voldoen. De belangrijkste voorwaarde is dat de Raad kennis heeft kunnen nemen van het tekort en daar een reactie op heeft kunnen geven. Een (ministeriële) commissie beoordeelt alle aanvragen.
Het hier beschreven risico betreft het risico dat de aanvraag Vangnetregeling wordt geweigerd als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Dan is het volledige tekort op de BUIG voor eigen rekening. Voor 2016 houden wij rekening met een bijdrage uit de vangnetregeling van € 2.023.000. Ook in 2017 en 2018 houden wij hiermee nog rekening en wel tot bedragen van respectievelijk € 1.502.000 en € 665.000. In totaal gaat het dus om een incidenteel rísico van € 4.190.000 gedurende een periode van drie jaar. Wij schatten de kans van dit risico op 20%.
Uiteraard is alle inspanning gericht op het voorkomen van een overschrijding van het budget. Dit komt tot uitdrukking in het zoveel mogelijk beperken van de instroom en het stimuleren van de uitstroom uit de bijstand. We doen dit op basis van het in de Raad vastgestelde Meerjarenbeleidsplan Participatie. In 2017 wordt de Raad een Uitvoeringsplan ‘Aan het Werk’ voorgelegd, waarin een aantal maatregelen wordt voorgesteld die moeten leiden tot een hogere uitstroom.
8. Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek
Programma: 4 (Bestuur)
Bedrag: € 608.000 (Structureel)
Kans: 40%
De Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek heeft de ontwerp Programmabegroting 2018 en meerjarenbegroting 2019-2021 aan ons gestuurd. Financieel gezien leidt deze ontwerpbegroting tot aanzienlijk hogere bijdragen voor de deelnemende gemeenten in de Gooi en Vechtstreek. Voor Hilversum betekent dit een extra bijdrage van € 608.000 in 2018. In onze zienswijze op de Kadernota 2018, waarin de hogere bijdrage reeds was aangekondigd, hebben wij de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek gevraagd forse besparingen te realiseren. Als dit niet lukt, dan is het gepast om andere oplossingsrichtingen in te gaan. Zoals een aanpassing van de Gemeenschappelijke regeling om de verdeelsleutel voor de gemeentelijke bijdragen te wijzigen. Of een kritische discussie over bassistaken: wat moet op regionaal niveau worden georganiseerd en uitgevoerd, en welke taken aanvullend zijn. Ook hebben wij erop aangedrongen om al het mogelijke te doen om de kosten van oefenen te beperken.
Vooralsnog hebben wij er vertrouwen in dat de Veiligheidsregio al het mogelijke zal doen om gehoor te geven aan onze zienswijze. De kans dat dit niet geheel zal lukken schatten wij in op 40%. Hierbij gaan wij er vanuit dat de mede deelnemende regiogemeenten onze zienswijze delen.
9. Herkeuringen WIA
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 1.500.000 incidenteel
Kans: 10 %
In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico.
Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan
worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. De grootste kans op afschattingen is geweest op het moment van wetswijziging. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijk afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims zullen binnen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 1.500.000. We schatten de kans op 10%.
10. Grondexploitaties
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 948.000 incidenteel
Kans: 50%
Binnen de gemeente Hilversum worden de grondexploitaties jaarlijks geanalyseerd en geactualiseerd, omdat zich binnen grondexploitaties aanzienlijke risico’s kunnen voordoen als gevolg van bijvoorbeeld marktontwikkelingen en saneringskosten. Voor alle verliesgevende grondexploitaties is een voorziening gevormd op basis van de in de Actualisering Grondexploitaties 2017 geraamde nadelige saldi. Het risico dat grondexploitaties nadeliger uitvallen dan voorzien is daarmee echter niet afgedekt. Vandaar dat de grondexploitaties tevens in de risicoparagraaf aan de orde komen.
Voor de risico-analyse met betrekking tot de grondexploitaties maken we onderscheid tussen enerzijds prijsrisico’s, die voor alle grondexploitaties in gelijke mate gelden, en anderzijds de intrinsieke risico’s van de afzonderlijke grondexploitaties.
Wat betreft de prijsrisico’s: In de huidige markt is het moeilijk in te schatten hoe de prijzen zich in de nabije toekomst zullen ontwikkelen. Dit geldt zowel voor de baten- als voor de lastenkant. In de actualisering 2017 anticiperen wij op de marktomstandigheden door de baten en lasten met 2,0 % te laten stijgen. Dit doen wij op basis van de verwachtingen van:
- de consumenten-prijsindexen van het CBS (de verkoopcijfers van en de prijswijzigingen in de woningbouw);
- het Bureau Documentatie Bouwwezen (de kostenontwikkelingen van investeringen in vastgoed);
- de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM): verkoopcijfers en prijswijzigingen in de woningbouw;
- diverse informatiebronnen op het internet betreffende grond-, weg- en waterbouw.
Afgezet tegen het bovengenoemde uitgangspunt van 2,0% voor de lasten en 2,0% voor de baten schatten wij het risico van afwijkende prijsontwikkelingen als volgt in:
- 1% extra kostenstijging ad. € 49.000
- 1% opbrengstendaling ad. € 194.000
Het maximale risico van de mogelijke tegenvallers (de kostenstijging plus de opbrengstendaling) ligt daarmee op € 243.000 (€ 49.000 + € 194.000).
Voor wat betreft de intrinsieke risico’s van afzonderlijke grondexploitaties:
Elke grondexploitatie heeft haar eigen specifieke risico’s en kansen. Onderstaand schema geeft de inschatting daarvan voor alle grondexploitaties, waarbij we een vergelijking hebben gemaakt tussen de inschatting bij de vorige actualisatie (maart 2016) en de nieuwste actualisatie (maart 2017).
Vergelijking risico's in jaren | actualisatie | actualisatie | verschil | |
---|---|---|---|---|
maart 2016 | maart 2017 | 2017-2016 | Opmerking | |
Negatieve risico's (kans x gevolg) | 2.402 | 705 | -1.697 | vermindering negatieve risico's |
bedragen x € 1.000
Het bedrag aan risico’s ter grootte van € 705.000 heeft vooral betrekking op de exploitatie Anna’s Hoeve (€ 587.500) en bestaat verder uit een drietal kleinere risico’s.
Als we alle risicobedragen van de afzonderlijke grondexploitaties en het risicobedrag van de prijsrisico’s optellen, komen we op een totaal risicobedrag van € 948.000 (€ 243.000 + € 705.000). We schatten de kans op 50%.
11. Algemene uitkering uit het gemeentefonds
Programma: 5 (Financiën )
Bedrag: € 800.000 structureel
Kans: 25%
De accressen in het gemeentefonds worden afgeleid van de Netto Gecorrigeerde Rijks Uitgaven. In de Najaarsnota zijn forse onderbestedingen zichtbaar op relevante begrotingshoofdstukken ter waarde van ruim € 900 miljoen. De grootste post daarin is het infrastructuurfonds met ruim 500 miljoen. Bij ongewijzigd beleid zullen deze onderbestedingen leiden tot een daling van het accres van € 160 miljoen, ofwel ± 13 uitkeringspunten. Dit zou dan zowel een eenmalig als structureel effect hebben. Een korting van ± 13 punten komt voor Hilversum neer op een bedrag van ongeveer € 800.000.
Omdat december geen formeel bijstelmoment van het accres is, is dit effect –conform de bestendige gedragslijn- niet financieel in de decembercirculaire verwerkt maar zal deze eventuele korting zijn beslag kunnen krijgen in de meicirculaire 2017.
12. Diverse risico 's: vervuild grondwater (programma 1 Wonen en leven)
Bij de behandeling van de Jaarstukken 2013 door de gemeenteraad (zomer 2014) heeft de portefeuillehouder Financiën aan de raad toegezegd dat, indien er in volgende paragrafen Weerstandsvermogen pro memorie posten (‘P.M.’) staan, een inschatting voor het totaal van de betreffende risico’s zal worden vermeld (T14/103). We kunnen deze toezegging in deze paragraaf niet gestand doen, omdat het op dit moment om één risicopost gaat dat tevens onderdeel uitmaakt van een begrotings- en onderhandelingstraject.
Hieronder leest u de beschrijving van het risico 'Vervuild grondwater. Hilversum werkt binnen de regio samen om het grondwaterkwaliteitsbeheer van het diepere grondwater in het Gooi op te pakken. Binnen Hilversum gaat het om circa vijftig locaties. Per locatie wordt een factsheet opgesteld waarin de provincie en de gemeente de juridische en milieu-informatie met elkaar delen. De gemeente Hilversum is niet voor alle locaties verantwoordelijk. Uit juridisch onderzoek blijkt dat verschillende locaties door derden moeten worden opgepakt. Eigenaren van locaties met een grote grondwaterverontreiniging hebben de mogelijkheid om hun risico af te kopen bij de provincie. De provincie neemt dan ‘eeuwigdurend’ de verantwoordelijkheid voor de grondwaterverontreiniging over. De gesprekken over welke locaties wel of niet afgekocht gaan worden, en wat de hoogte van de afkoopsom moet zijn, zitten in de afrondende fase. De raad is op 3 november 2016 vertrouwelijk geïnformeerd over de laatste stand van zaken. In de eerste helft van 2017 is het bestuurlijk besluitvormingsproces gepland, zowel bij de gemeente als de provincie.
Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit alle financiële middelen waarmee financiële tegenvallers gedekt kunnen worden. Dit betreft zowel incidentele (éénmalige) als structurele (jaarlijks terugkerende) middelen. Ook gaat het om zowel reeds beschikbare middelen (zoals de algemene reserve) als beschikbaar te maken middelen (bijvoorbeeld door verhoging van de OZB).
Onderstaand overzicht toont de verwachte weerstandscapaciteit. Van de vermelde reserves (nummers 1,2 en 3) hebben alleen de ‘algemene reserve, ongebonden’ en de ‘algemene reserve, gebonden’ de functie om risico’s op te vangen. De bestemmingsreserves hebben dat per definitie niet. Zij kunnen evenwel, als de algemene reserves tekort schieten, in geval van nood toch worden aangesproken. De onderdelen met nummers 4 t/m 7 ‘kijken vooruit’. De belastingcapaciteit (nummer 8) is weer gebaseerd op de werkelijke cijfers 2016.
Incidenteel | Structureel | |||
---|---|---|---|---|
Actueel | 1. Algemene reserve, ongebonden | 3.501 | 6. Onvoorzien | 133 |
2. Algemene reserve, gebonden | 65.656 | 7. Stelpost autonome ontwikkelingen | 1.700 | |
3. Vrije bestemmingsreserves | 4.581 | |||
subtotaal Actueel Incidenteel ('reserves') | 73.739 | subtotaal Actueel Structureel | 1.833 | |
Potentieel | 4. Verwachte winst uit verkoop niet-strategisch bezit | 259 | 8. Onbenutte belastingcapaciteit | 8.700 |
5. Verwachte winst uit grondexploitaties | 7.678 | |||
subtotaal Potentieel incidenteel | 7.937 | subtotaal Potentieel structureel | 8.700 | |
Totaal | Totaal incidenteel | 81.676 | Totaal structureel | 10.533 |
Toelichting op de onderdelen van de weerstandscapaciteit
1. Algemene reserve ‘ongebonden’
De zogenoemde ‘algemene reserve, ongebonden’ heeft de functie van buffer voor het opvangen van
risico’s waarvoor geen maatregelen kunnen worden getroffen (bijvoorbeeld: afsluiten verzekering, instellen van een voorziening op de balans). De geraamde stand van deze reserve per 1 januari en 31 december 2016 is € 3,5 miljoen.
2. Algemene reserve ‘gebonden’
De zogenoemde ‘algemene reserve, gebonden’ is oorspronkelijk ingesteld als kapitaal, waarvan de rente ten gunste van de exploitatie wordt gebracht. In de praktijk wordt deze reserve echter al jaren als gewone algemene reserve gebruikt – dus om er aan te onttrekken om daarmee tekorten op te vangen, en er aan toe te voegen als overschotten op de jaarrekening dat toelaten. De stand van deze reserve per 1 januari 2016 is € 59,6 miljoen en per 31 december 2016 € 65,6 miljoen. Het verschil is te danken aan de storting in deze reserve van het rekeningresultaat over 2015 minus de mutaties op de reserves.
3. Vrije bestemmingsreserves
De bestemmingsreserves zijn - zoals de term aangeeft- bestemd voor de diverse doelen
waarvoor ze zijn ingesteld. Ze vormen (als onderdeel van het eigen vermogen) een
weerstandscapaciteit die kan worden aangesproken in het geval dat de algemene reserve tekort schiet. Twee categorieën bestemmingsreserves vormen hierop een uitzondering:
- beklemde reserves (saldo per 31 december 2016: € 6,6 miljoen). Dit zijn reserves die zijn bestemd voor de dekking van kapitaallasten. In deze categorie vallen de reserves ‘Huisvesting/DHI’, ‘Project Larenseweg’, ‘Herinrichting Marktplein’ en ‘De Vorstin’ (zie staat van reserves).
- andere reserves waarvan de bestemming moeilijk te wijzigen is (saldo per 31 december 2016: € 10,4 miljoen). Dit zijn bijvoorbeeld de reserves ‘Decentralisaties Sociaal Domein’, , ‘Maatschappelijke opvang en verslavingszorg’, ‘Vrouwenopvang’ en Implementatie Participatiewet (zie staat van reserves).
Het geraamde totaal aan bestemmingsreserves bedraagt per 31 december 2016 € 21,6 miljoen
Wanneer we de stand van de bestemmingsreserves per 31 december 2016 corrigeren voor de twee uitzonderingscategorieën (totaal € 17,1 miljoen) resteert een bedrag aan ‘vrije bestemmingsreserves’ van € 4,5 miljoen.
4. Verwachte winst uit verkoop niet-strategisch bezit
De ‘stille reserve’ bestaat uit overwaarde van bezittingen, dat wil zeggen het positieve verschil (als daar sprake van is), tussen de marktwaarde van die bezittingen en de waardering ervan op de balans (de ‘boekwaarde’). Sinds enkele jaren loopt er een traject om het niet-strategische bezit van de gemeente te verkopen. Op deze manier kunnen we als gemeente een deel van de stille reserve verzilveren. Op dit moment is er in 2017 een opbrengst geraamd van € 500.000 en in 2018 van € 750.000. Deze opbrengsten kunnen alleen tot de belastingcapaciteit worden gerekend bij een positieve begroting / meerjarenschijf (immers alleen dan zijn ze vrij beschikbaar). Dat is voor 2017 niet het geval omdat er in deze programmabegroting rekening is gehouden met een bijdrage van de algemene reserve van € 849.000. In de jaarschijf 2018 is wel sprake van een voordelig saldo, namelijk van € 259.000. Dit betekent dat niet de volle € 750.000 maar alleen deze € 259.000 als weerstandscapaciteit beschikbaar is.
5. Verwachte winst uit grondexploitaties
Op grond van de geldende verslaggevingsvoorschriften moeten verliezen op grondexploitaties worden afgedekt door een voorziening op het moment dat deze verliezen verwacht worden. Winsten mogen evenwel pas genomen worden als ze daadwerkelijk gerealiseerd zijn.
Op grond van de actualisatie 2017 (raadsbehandeling 10 mei 2017), verwachten we in 2017 een verlies van circa € 2,4 miljoen op de exploitaties KPN locatie Regev terrein en Sanering Anna’s Hoeve (de afsluiting van deze laatste exploitatie is verschoven van 2016 naar 2017). In 2018 en 2019 worden geen exploitaties afgesloten. In 2020 wordt een winst verwacht van circa € 7,7 miljoen op de exploitatie Anna´s Hoeve
6. Onvoorzien
Jaarlijks wordt in de begroting een post voor onvoorziene lasten opgenomen. Ten laste van dit budget mogen alleen uitgaven worden geboekt die voldoen aan de zogenoemde drie o’s: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. Een deel van de tegenvallers kan dus met dit budget worden opgevangen. De post ‘onvoorzien’ in de programmabegroting 2017 en volgende jaren bedraagt structureel € 133.000.
7. Stelpost autonome ontwikkelingen
Voor het opvangen van autonome ontwikkelingen is in de meerjarenraming een stelpost geraamd die elk jaar € 850.000 hoger wordt. Binnen de horizon van deze programmabegroting – van 2017 tot en met 2020 – loopt de post op van € 0 (2017 is al benut) tot € 3,4 miljoen (2020). Dat is bij elkaar opgeteld € 8,5 miljoen. Daarmee wordt in de periode 2017-2021 gemiddeld een bedrag van € 1,7 miljoen toegevoegd aan de structurele weerstandscapaciteit.
8. Onbenutte capaciteit Onroerende zaakbelasting
De onbenutte OZB-capaciteit is het verschil tussen enerzijds de OZB-opbrengst bij het door de gemeente Hilversum vastgestelde tarief en anderzijds de opbrengst die zou worden behaald als de gemeente het tarief zou hanteren dat minimaal nodig is om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering op basis van artikel 12 Fvw (Financiële verhoudingswet). Dit landelijke (voor alle gemeenten gelijke) ‘artikel 12 normtarief’ is een gewogen percentage op basis van de economische waarde van de drie categorieën belastingobjecten (woningen, niet-woningen eigenaren en niet-woningen gebruikers). Het normtarief wordt elk jaar door het rijk vastgesteld en bedraagt voor 2017 (meicirculaire 2016): 0,1927%.
Het gewogen percentage van de gemeente Hilversum, op basis van de door de gemeenteraad voor 2017 vastgestelde tarieven, is 0,1275. Hilversum zit daarmee 0,0652% onder het normtarief. Wanneer dit verschil wordt vermenigvuldigd met de opgetelde economische waarde voor de drie categorieën – € 15,7 miljard – dan levert dit een onbenutte OZB-capaciteit van € 10,2 miljoen op. Dezelfde berekening is ook gemaakt op basis van de normcijfers 2016 en de werkelijke economische waarde 2016. Deze berekening komt uit op een onbenutte ozb capaciteit van € 8,7 miljoen. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe is dit laatste bedrag in de hierboven gepresenteerde tabel opgenomen.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Zoals getoond in de risicoprofieltabel in §3, en in de tabel hieronder, bedraagt de benodigde weerstandscapaciteit € 2,5 miljoen incidenteel en € 705.000 structureel. Zoals getoond in de weerstandscapaciteitstabel in §4, en in de tabel hieronder, bedraagt de aanwezige weerstandscapaciteit € 81,7 miljoen incidenteel en € 10,5 miljoen structureel. Dit betekent een incidenteel weerstandsvermogen van 32,7 en een structureel weerstandsvermogen van 14,9. Omdat de ‘Overige risico’s’ niet gekwantificeerd zijn, is het bedrag aan benodigde weerstandscapaciteit – en daarmee het weerstandsvermogen- enigszins geflatteerd. Tegelijkertijd is het verschil in benodigde en aanwezige weerstandscapaciteit zo enorm groot dat deze flattering geen invloed heeft op het algemene beeld dat de gemeente Hilversum een buitengewoon goed weerstandsvermogen heeft.
bedragen x € 1.000
aanwezige weerstandscapaciteit | benodigde weerstandscapaciteit | weerstandsvermogen | beoordeling | |
---|---|---|---|---|
incidenteel | 81.676 | 2.498 | 32,7 | uitstekend |
structureel | 10.533 | 705 | 14,9 | uitstekend |
totaal | 92.209 | 3.203 | 28,8 | uitstekend |
Om een ‘algeheel weerstandsvermogen’ te kunnen bepalen, moeten de incidentele en structurele cijfers bij elkaar worden opgeteld. Dat kan alleen als we bepalen hoe lang we, als dat nodig mocht zijn, mogelijke structurele tegenvallers willen laten drukken op incidentele weerstandscapaciteit. Het antwoord is: zo kort mogelijk, dus maximaal één jaar. Het is namelijk ongeschreven financieel beleid dat structurele tegenvallers in het eerstvolgende jaar meteen worden gecompenseerd met bezuinigingen. Dit voorzichtige en verantwoorde financiële beleid draagt er aan bij dat we de structurele weerstandscapaciteit zo min mogelijk aanwenden en om die reden qua omvang niet heel groot hoeft te zijn. Zoals de tabel laat zien, is het algehele weerstandsvermogen 28,8.
Hoe moeten we deze getallen waarderen? In het artikel ‘Een norm voor het weerstandsvermogen’ (B&G, oktober 2006) heeft Smorenberg een beoordelingstabel voor het weerstandsvermogen voorgesteld.
Tabel beoordeling van het weerstandsvermogen
Categorie | Weerstandsvermogen | Beoordeling |
---|---|---|
A | >2 | Uitstekend |
B | 1,4<x<2,0 | Ruim voldoende |
C | 1,0<x<1,4 | Voldoende |
D | 0,8<x<1,0 | Matig |
E | 0,6<x<0,8 | Onvoldoende |
F | <0,6 | Ruim onvoldoende |
Aan de hand van deze beoordelingstabel vallen zowel het incidentele, het structurele als het algehele
weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum in de hoogste categorie en verdienen zij de beoordeling uitstekend.
De gedecentraliseerde regelingen in het sociale domein
Binnen het sociaal domein heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van diverse regelingen met een open-einde-karakter. Hierbinnen wordt gesproken over Nieuwe Zorgtaken refererend naar de decentralisaties WMO begeleiding en Jeugd die sinds 2015 tot de taken van de gemeente behoren. Rekeningcijfers kunnen in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen.
Risico inschatting:
bedragen x € 1.000 | |||||||
Ref. | Risico |
| Kans | Risicobedrag | Benodigde weerstandscapaciteit | ||
incid | struct | incid | struct | ||||
1 | Jeugd | 2. Zorg | 50% | 0 - 400 | 100 | ||
2 | Wmo, individuele voorzieningen | 2. Zorg | 50% | 0 - 400 | 100 | ||
Totaal | - | - | 200 | - |
Ter afdekking van de risico’s en tekorten op de uitvoering van de nieuwe zorgtaken is in 2014 de bestemmingsreserve sociaal domein ingesteld.
Het afgelopen jaar 2016 was het tweede uitvoeringsjaar van de ‘nieuwe zorgtaken’. Op basis van deze twee jaren krijgen we steeds meer inzicht, maar blijven diverse onzekerheden bestaan. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Wel verwachten we op termijn, een groeiend beroep op de individuele voorzieningen, omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen. In hoeverre gemeenten hiervoor gecompenseerd zullen worden door het Rijk, is nog niet bekend. In het algemeen hanteert het rijk bij de decentralisaties een zogeheten ‘objectief’ verdeelmodel waarbij het Rijk het macrobudget verdeelt aan de hand van objectieve criteria. De rijksbijdragen kunnen dus fluctueren.
Voor de nieuwe zorgtaken constateren wij, op basis van de afgelopen 2 jaren, dat wij deze taken binnen de aanwezige budgetten hebben kunnen uitvoeren en ook de fluctuaties in de vraag naar deze voorzieningen hebben kunnen opvangen.
Ten aanzien van de uitvoering van de jeugdwet bestaan er naast de bovenstaande algemene risico’s een aantal specifieke risico’s:
- Ten aanzien van de uitvoering van de jeugdwet zien we een toenemend beroep op jeugdhulp (tot 2015 werd deze hulp provinciaal gefinancierd). Per 1 januari 2017 wordt deze persoonsvolgend gefinancierd, terwijl hiervoor in 2015 en 2016 subsidies zijn verleend. Het is onduidelijk of de gewijzigde financieringssystematiek gevolgen zal hebben voor de hoogte van de lasten.
- De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de kosten van deze zorg.
- De huidige financieringssystematiek binnen de Jeugd GGZ levert onvoldoende inzicht in de lopende verplichtingen. Pas aan het einde van een zorgtraject kan bepaald worden wat de hoogte van het zorgtraject was en de bijbehorende kosten. Eind 2017 wordt deze financierings-systematiek afgeschaft en worden alle traject afgerekend per 31/12/2017. Het is nog onduidelijk wat de financiële consequenties hiervan zijn.
- Afgelopen jaar zijn de kosten binnen de jeugdwet aanzienlijk gestegen. Het is onduidelijk of deze stijging zich door zal zetten.
Bestemmingsreserve
De bestemmingsreserve Sociaal Domein is o.a. bedoeld voor de invoeringskosten (de voorbereidingen op de transities) en als dekking voor mogelijke tegenvallers op de individuele voorzieningen. In het geval er een beroep nodig is op deze bestemmingsreserve vanwege een groeiend beroep op de individuele voorzieningen, heeft de Raad de mogelijkheid om deze bestemmingsreserve hiervoor aan te wenden.